SV | [Daleth.] De tong van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die [het] hun mededeelt. |
WLC | דָּבַ֨ק לְשֹׁ֥ון יֹונֵ֛ק אֶל־חִכֹּ֖ו בַּצָּמָ֑א עֹֽולָלִים֙ שָׁ֣אֲלוּ לֶ֔חֶם פֹּרֵ֖שׂ אֵ֥ין לָהֶֽם׃ ס |
Trans. | dāḇaq ləšwōn ywōnēq ’el-ḥikwō baṣṣāmā’ ‘wōlālîm šā’ălû leḥem pōrēś ’ên lâem: |
[Daleth.] De tong van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die [het] hun mededeelt.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
[Daleth.] De tong van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die [het] hun mededeelt.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!